Winde

op de uiterwaarden

Winde op de uiterwaarden

In het late voorjaar laat het smeltwater, eventueel geholpen door regenval, het water in de grote rivieren stijgen. Hier en daar lopen de uiterwaarden geheel of gedeeltelijk onder water. Dit opent tijdelijk een heel interessant jachtgebied voor de vliegvisser. Het vissen in de rivier zelf is door de sterke stroming vrijwel ondoenlijk maar in de uiterwaarden, zeker daar waar enig hoogteverschil is, zijn er leuke mogelijkheden voor een spannende visserij. Weilanden staan blank, stromende nevengeulen doen hun naam eer aan door - inderdaad - flink door te stromen en eerder in het voorjaar begroeide stukken komen wederom nat te staan. Met het water komen ook de vissen mee. Om te paaien; maar ook om te eten. Als de omstandigheden meezitten (rustig weer, helder water, zonnetje) geloof je af en toe niet wat je al wadend om je heen ziet zwemmen: brasems in grote getale, windes, schooltjes kleine roofblei, her en der een snoek en af en toe een… onderzeeboot? (Dat was dan een karper). Tegen de kanten jaagt kleine baars en roofblei op het eerste broed, en op de zandplaten verraden windes hun aanwezigheid. Ze wroeten in de bodem, en dan zie je af en toe een staartpunt bovenkomen, of je ziet een kolkje als ze iets van het oppervlak pakken.

wadend

Het is prachtig om die windes zo op zicht te kunnen aanwerpen. Vooral als het water helder is en niet al te diep is het relatief eenvoudig om ze op de droge vlieg te vangen. Het is wel zaak niet al te lomp te werk te gaan, want enige schuwheid is ze niet vreemd. Maar een voorzichtig en goed geplaatste palmer of grote foam mier, een meter of twee voor een zwemmend groepje windes wordt toch zelden genegeerd. Pakt nummer één ‘m niet dan verleidt een klein rukje de volgende wel.

De grotere, meestal solitair zwemmende windes zijn iets moeilijker te pakken met de droge vlieg. Een goede keus is dan, vooral als er al wat broed aanwezig is, de Sinfoils Fry. Deze eenvoudige maar effectieve imitatie van een visbroedje wordt redelijk snel gevist, in het ideale geval schuin met de zwemrichting van de beoogde vis mee. Af en toe volgt de vis wel, maar pakt toch de imitatie niet. Meestal is sneller of in een gevarieerder tempo strippen dan de oplossing.

Meer vliegen heb je niet nodig om windes te vangen: vanaf midden boven, met de klok mee: Zwarte Palmer (#10-14), foam mier (met rubber pootjes, #10-12),  Sinfoils Fry (#8-10), goudkop red tag nimf (#8-12), fluo nimf, vlokreeft (#10-12) en in het midden een ‘fissie’ mini-streamertje. Heel effectief wanneer het broed wat groter wordt... Niet afgebeeld, maar ook een goeie, is een zwarte Woolly Bugger #10.

Helaas laat voor echt ideale omstandigheden de helderheid van het water vaak te wensen over. Harde stroming, regenval en wind (typisch Nederlands voorjaarsweer) woelen de kleibodem op en maken het te troebel om nog op zicht te vissen. Maar zelfs dan is er nog best goed te vissen op de uiterwaarden. Je kunt dan alleen niet zo selectief en op zicht vissen. In zulke omstandigheden levert het systematisch uitkammen van de plaatsen waar je de vis kunt verwachten regelmatig goede vangsten op. Woolly Buggers of grote, donkere nimfen, vooral met een fluor (rood) kleurtje erin scoren goed bij de windes. De aanbeten laten ook weinig twijfel bestaan over of het vuil is of vis: vuil trekt niet terug en spettert niet zo hevig aan het oppervlakte!

Je kunt ook best in een flink tempo vissen, windes volgen vaak de vlieg een eindje voordat ze hem nemen. Als je snel stript, zie je vaak een boeggolf achter je nimf of streamertje voordat je de vis erop voelt duiken. Héél spannend… en erg leuk als het lukt.

Een andere effectieve manier van nimfen, die meer geschikt is voor het afvissen van kale zandplateau’s, is het zgn. 'bodem schrapen'. Met een zeer zware nimf (tungsten kopje) trekken we spoortjes in de bodem. Even een stripje, waarbij er wat modder opwolkt, even laten liggen, weer een stripje… het is vaak onweerstaanbaar voor brasems, windes en baarsjes.  Of voor de botjes, die we heel af en toe vangen.

botje o pde waal
Een onverwachte bonus: botjes zwemmen soms behoorlijk ver de rivier op!

Je vist niet gauw te groot: deze 'rubberpootjes mier' is gebonden op een langstelige haak 10

Geïnspireerd? Mei en juni zijn de beste maanden voor dit soort visserij. Grijp dus dan je kans. Houd de waterhoogten van de grote rivieren in de gaten en verken gebieden die er op de kaart interessant uitzien. Vangen zul je niet altijd, maar wel leuke nieuwe visgronden ontdekken, onverwachte dingen tegenkomen, misschien nieuwe vistechnieken uitvinden en ach… het is altijd beter dan een dag op kantoor 😉

werpenuiterwaarden
Je peutert de vis gewoon tussen het gras vandaan...

brasem1
... en het is niet altijd winde. Maar zo'n brasem is ook OK.

© Bert Vosters 2006.
Wil je dit artikel overnemen? Onder bepaalde voorwaarden mag dat. Wel even vragen!